Er verschijnen verschillende rapporten over de voortgang van het aandeel vrouwen in leidinggevende en topfuncties. Hieronder de beknopte samenvatting van de vier belangrijkste rapporten uit 2016 en 2017, waarin verschillende sectoren en niveaus zijn onderzocht. Algemeen beeld: het wettelijke streefcijfer van 30% vrouwen in de top *) is nog lang niet in zicht, zeker niet in het bedrijfsleven en de universiteiten.
Wel is er groei te zien in het percentage vrouwen in toezichthoudende functies en bij organisaties die het Charter Talent naar de Top ondertekenden.
In deze jaarlijkse rapportage wordt het aandeel vrouwen nagegaan in de Raden van Bestuur en de Raden van Commissarissen van ca. 85 beursgenoteerde bedrijven in Nederland.
Het aandeel vrouwen in de Raden van Bestuur daalde van 7.1% in 2016 naar 6,2% in 2017. Wel steeg in deze periode het percentage vrouwen in Raden van Commissarissen: van 23,1% naar 24,6%.
De organisaties die het Charter Talent naar de Top tekenden, laten steeds relatief goede en stijgende cijfers zien. In 2017 boekten zij wederom vooruitgang. Met gemiddeld 22,4% vrouwen in de Raden van Bestuur en 33,1% vrouwen in de Raden van Commissarissen, doen Charterorganisaties het aanmerkelijk beter dan gemiddeld in Nederland, daar zijn deze cijfers resp. 9,6% en 12,5%.
Lees meerIn Nederland is slechts 19,3% van de hoogleraren vrouw, terwijl het percentage vrouwelijke afstudeerders ruim boven de 50% ligt. Bij elke volgende stap op de wetenschappelijke carrièreladder neemt het aandeel vrouwen drastisch af. Als er niets verandert, zal het nog tot 2054 duren voordat er een evenredige m/v-verdeling onder hoogleraren is ontstaan.
Het aandeel vrouwen in de Raden van Bestuur van Universiteiten bedraagt 28,8%.
Het meest recente rapport van het SCP en CBS (december 2016) laat zien dat het aandeel vrouwen in de top van de 100 grootste bedrijven in Nederland is toegenomen van 15,0% in 2013 naar 19,3% in 2015.
Onder de ‘top’ wordt hier verstaan zowel de Raden van Bestuur (RvB) als de Raden van Commissarissen (RvC) verstaan. Uitgesplitst ziet het er in 2015 als volgt uit: 10,9% vrouwen in de RvB en 24,6% in de RvC.
Alleen bij de overheid blijkt het landelijke streefcijfer van 30% vrouwen in de top te zijn gerealiseerd.
In deze door het World Economic Forum uitgegeven internationale ranglijst wordt geconstateerd dat de situatie in Nederland de afgelopen jaren is achteruit gegaan. De belangrijkste oorzaak daarvan is het iets gegroeide inkomensverschil tussen mannen en vrouwen en het licht gedaalde aandeel vrouwen in leidinggevende posities (legislators, senior officials and managers). Ook komt de daling door een kleiner aantal vrouwen in het parlement en op ministeriele posities.
Nederland kelderde daardoor in 2017 naar de 32e plaats. In 2006 stond Nederland nog op plaats 12, in 2016 was dat al gezakt naar plaats 16.
De Global Gender Gap Index wordt met name aangevoerd door de Scandinavische landen: IJsland, Noorwegen en Finland bezetten resp. de plaatsen een, twee en drie. Frankrijk en Duitsland zijn te vinden op plaats 11 en 12, de UK op 15.
Ter vergelijking: volgens de Global Gender Gap Index is het percentage vrouwen in de hierboven genoemde leidinggevende functies in Nederland 25,4%, in Noorwegen is dat 37,9%.
*) Het streefgetal van 30% voor RvB en RvC zoals opgenomen in BW Boek 2 art. 166 en 276 was per 1 januari 2016 automatisch vervallen (‘horizon-bepaling’). De Ministerraad besloot in januari 2016 tot het indienen van een wetsvoorstel om het wettelijk streefgetal te handhaven. Op 13 april 2017 is het streefgetal opnieuw in de wet opgenomen, met nu een looptijd tot 2020.